21 juni 2023
Hoeveel verdienen mensen in verhouding tot hun beroep en de organisatie waar ze werken? Christoph Janietz is een socioloog die hier onderzoek naar doet. Om antwoorden te vinden analyseert hij administratieve gegevens uit de Nederlandse belastingregisters over inkomstenbelasting en registergegevens uit de Nederlandse Enquête Beroepsbevolking. ‘We kunnen het loon van werknemers zo koppelen aan organisaties en veel meer te weten komen over organisatiegebaseerde loonongelijkheid.’ Het blijkt dat loonongelijkheid tussen organisaties voornamelijk aan het toenemen is.
Volgens Janietz is de toenemende loonongelijkheid tussen organisaties te verklaren door twee dynamieken. ‘Om te beginnen is er een differentiatie bij “firm wage premiums”. Werknemers in bepaalde organisaties verdienen meer dan werknemers die soortgelijk werk doen in andere organisaties.’ De oorzaak daarvan is volgens hem dat in de afgelopen decennia collectieve onderhandelingen steeds meer gedecentraliseerd zijn geraakt. Dit heeft vaak tot gevolg dat bepaalde sectoren geen loonovereenkomst hebben of dat overeenkomsten specifiek voor één bedrijf gelden. ‘Dit verschil in wat bedrijven betalen voor vergelijkbare functies neemt alleen maar toe. Daarom wordt waar je werkt steeds belangrijker!’
Een andere dynamiek die leidt tot toenemende loonongelijkheid tussen organisaties is die van ‘occupational sorting’. ‘De hoogst betaalde beroepen zitten bij de hoogst betalende bedrijven, terwijl de lager betaalde beroepen geïsoleerd zijn in lager betalende organisaties’, verklaart Janietz deze dynamiek. ‘Het komt steeds vaker voor dat mensen in lager betaalde beroepen niet meer in dienst zijn van de beter betalende organisaties, ook al werken ze op dezelfde locatie, maar bij andere organisaties zijn ondergebracht, waar ze doorgaans minder verdienen. Denk aan catering en gebouwbeheer.’
Op hedendaagse arbeidsmarkten wordt loonongelijkheid vaak gerechtvaardigd met een meritocratische redenering, het idee dat je dat hogere salaris te danken hebt aan je hogere opleidingsniveau en vaardigheden. ‘Over het algemeen wordt een beter loon aanvaardbaar geacht als de ene functie belangrijker dan de andere wordt bevonden’, aldus Janietz. ‘Maar dit leidt er wel toe dat de belangrijke bijdragen aan het succes van de organisatie door werknemers in lager betaalde beroepen vaak over het hoofd gezien of niet op waarde geschat worden’. ‘Waarom je in bepaalde functies veel meer kunt verdienen dan in andere functies en of de bestaande loonkloven gerechtvaardigd zijn wordt niet genoeg besproken,’ benadrukt Janietz.
In een van zijn projecten, over de loonniveaus van werknemers in banen die de Nederlandse overheid tijdens de COVID-19-pandemie als essentieel heeft aangemerkt, betoogt Janietz hoe loonongelijkheid ook raakvlakken heeft met genderongelijkheid. ‘Als we kijken naar essentiële beroepen waar vrouwen oververtegenwoordigd zijn, zien we dat het loon daar gemiddeld lager is en niet is verbeterd ten opzichte van andere banen met vergelijkbare vaardigheidseisen.’
Janietz brengt dit in verband met een opkomend maatschappelijk probleem, namelijk de krapte op de arbeidsmarkt en het onderaanbod van essentieel werk voor onze maatschappij en economie. ‘Als essentieel werk zoals verplegen of lesgeven, dat meestal door vrouwen wordt gedaan, onaantrekkelijk wordt door de lage lonen, zullen we daar collectief de gevolgen van ondervinden.’